Bij jan de haringman kom ik al ruim 30 jaar. Jarenlang heeft hij zijn stal op de brug over de Da Costakade gehad. Later verhuisde hij naar de Bilderdijkstraat. Mijn studio was vlak om de hoek en ik kwam zeker wel twee keer in de week bij Jan voor een haring of een broodje makreel. Toen ik naar Frankrijk verhuisde werd dat hooguit twee à drie keer per jaar, maar telkens werd ik begroet alsof ik gisteren nog geweest was. Kort geleden hoorde ik dat Jan er mee ging stoppen. Na 36 jaar ging hij met zijn vrouw Eva van de vrijheid genieten. Hij had het er wel moeilijk mee. Net als een oude man die op AT5 in tranen vertelde, dat hij al 36 jaar elke dag een harinkie bij Jan ging halen. Een tijd terug heb ik een verhaal over Jan en een van zijn vaste klanten geschreven. Een stukje Amsterdamse geschiedenis dat nooit meer terug komt. Zo gaat dat.
bij de foto:sommige toeristen kunnen haring maar matig waarderen
NIEUWE HARING
Het is weer zo ver, de nieuwe haring is binnen! Elke Amsterdammer heeft zo'n beetje zijn eigen haring mannetje, die uiteraard de beste haring van de stad verkoopt. Mijn haring mannetje heet Jan, en hij komt uit Volendam. De haring van Jan is niet te zacht en niet te stevig, maar net goed. Daar zijn z'n vaste klanten, die zich ook nu weer rond de kraam hebben verzameld, het roerend over eens.
“Nou Jan, die glijdt weer naar binnen als Gods woord
in een ouderling. Geef me d’r nog maar eentje, jongen. Wat een rijkdom toch hè,
dat je je dat zo maar kunt veroorloven. Als ik zou willen, kocht ik vandaag nog
de hele haringkar op hoor, maar ja, dan zat Jan zonder werk en dat wil je zo’n
jongen toch niet aan doen.
Ja, ik heb heus wel andere tijden mee gemaakt. Je
moet weten, ik ben in de Jordaan geboren; mijn vader heb ik nooit gekend, die
liet mijn moeder mooi met zes kinderen zitten. Armoe mijnheer, maar mijn moeder
was een goudeerlijk mens. Ik weet nog dat er een buurvrouw langs kwam om haar
nieuwe baby te laten zien. Dat kind was zo’n lelijk mormel. Als je d’r naar
keek, kreeg je al pijn aan je ogen, Afijn, mijn moeder kijkt zo eens in de
kinderwagen en zegt tegen die buurvrouw: “Nou, als ik het zelf gebreeën had,
had ik het meteen weer uit gehaald.”
Kijk, toen kon je nog gewoon zeggen zoals het
was. Nu zou je meteen een ram voor je kop krijgen. Nou ben ik zelf
gelukkig niet bang uitgevallen en ik zou meteen een ram teruggeven. Maar leuker
is het er allemaal natuurlijk niet op geworden.
Als jongen van zestien werkte ik in de bouw. Kreeg ik
van mijn moeder mijn brood mee, verpakt in een krant. Kon ik 's middags de
krant in spiegelbeeld van mijn brood af lezen.
Later hadden we van die blikken broodtrommeltjes. Je
kent ze wel, die je op kunt vouwen als ze leeg zijn. Wilde je het van de
werkbank pakken. Hadden ze er een draadnagel doorheen geslagen.
Kon je rukken wat je wou, maar je trommeltje kwam
niet los.
Humor hadden ze wel in de bouw. Als het regende,
droegen we van die rubberlaarzen. Wilde je ze
's middags na het schaften weer aantrekken, hadden ze
er in staan pissen. Dat was lachen, natuurlijk.
Mijn moeder was een best mens, maar voor de rest blijven vrouwen natuurlijk andere wezens.
Mijn moeder was een best mens, maar voor de rest blijven vrouwen natuurlijk andere wezens.
Soms denk ik wel eens dat je nog beter een
persoonlijke lening kan nemen; daar kom je tenminste nog een keer van af. Of je
moet homo worden, maar ja, dan moet je de hele dag gebukt staan en ik heb al
zo'n last van mijn rug.
Of ze nou voelt, dat
er een gevoelig onderwerp wordt aangeroerd of dat ze uit ervaring weet dat het
einde van de conférence hiermee is aangebroken is niet helemaal duidelijk, maar
zijn vrouw, die tot nu toe geduldig als een opgetuigde kerstboom heeft staan
wachten, pakt haar man bij de arm. Stijf gearmd verdwijnen ze over de brug.
Gelukkig met elkaar en met een geslaagd optreden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten